Wat heb jij met de arbeidersklasse?
(What is Your Connection to the Working Class?)
(2018)
Voor de 'Working together to end classism' workshop in Denemarken (2018).
Toen ik met het werk aan klasse begon in gemengde groepen, wilde ik een introductievraag hebben die de labels zou vermijden die we gebruiken in HC: arm opgegroeid, arbeidersklasse, middenklasse en bezittende klasse.
De bedoeling van het klassisme is om ons van elkaar te scheiden, om angst te kweken over het feit of we al dan niet ‘thuishoren’ bij een groep, of in bepaalde situaties in ons leven.
Ik wilde een klasseworkshop niet beginnen met de restimulatie van al die angst om ergens wel of niet bij te horen. Om nog maar te zwijgen over het feit dat velen, zo niet de meesten van ons, een gemengde klasse-achtergrond hebben.
Ik was op zoek naar een inclusieve vraag die iedereen kon beantwoorden. Een vraag die ons samen kon brengen om naar een klein stukje van elkaars klasse-verhaal te luisteren.
De vraag waar ik op uitkwam en die perfect en diepgaand heeft gewerkt in elke situatie , binnen en buiten HC, is:
Wat heb jij met de arbeidersklasse?
Als we ongeveer een uur hebben en als er minder dan 40 mensen zijn, zet ik alles nog wat verder in beweging met de vragen hieronder. Het loont de moeite hier een uur of meer aan te besteden.
De leider moet in staat zijn om mensen kort te laten praten. De neiging bestaat om te vertellen over je hele voorgeslacht en alle banen van je ouders. Het hoeft er maar één te zijn. Mensen moeten eerst een mini doen en dan met één woord of één zin antwoorden.
Het gebruik van deze vragen gaat diep. Iedereen krijgt ieders verhaal te horen. Niemand hoeft tijd te verspillen met proberen duidelijk te krijgen van welke klasse iemand is (wat toch niet belangrijk is).
Het horen van deze antwoorden is vaak een hoogtepunt voor de workshopdeelnemers. Het geeft informatie en het helpt iedereen bij het ontladen als cliënt in sessies.
Mensen zeggen vaak dat ze iemand al 20 jaar kenden, maar nu krijgen ze een compleet nieuw zicht op die persoon.
De lange introductie:
Wat heb jij met de arbeidersklasse?
Je naam?
Waar kom je vandaan?
Wat deed je moeder voor werk? (betaald of onbetaald)
Wat deed je vader voor werk?
(Als je niet in deze situatie bent opgegroeid, hoe heb je je eerste jaren dan overleefd?)
Wat koester je van die achtergrond? Wat zou je nooit willen inruilen?
Wat was niet zinvol? Wat is het "vervelende stemmetje in je hoofd" dat je liever kwijt zou zijn.
Wat heeft je ervaring met klasse-onderdrukking nog meer beïnvloed?
(Bijvoorbeeld: oorlog, immigratie, racisme, genocide op inheemse volkeren, anti-Joodse onderdrukking, echtscheiding, taalonderdrukking, seksisme, verslaving, geestelijke- gezondheidszorgonderdrukking, etniciteit, enz.)
De laatste regel van de arbeidersklassegelofte:
Ik ben een arbeider, ik ben er trots op een arbeider te zijn en de toekomst ligt in mijn handen.
- - - -